NIETS IS ZOALS HET LIJKT
Tijdens de nachtdienst rijden we eerst richting Amsterdam. Op de A2 is het nog druk en daar is vaak wat te beleven. Het begint al weer herfst te worden. Hier en daar een bui en af en toe flinke windstoten. Tussen Vinkeveen en Abcoude komen we achter een Volkswagen Kever te rijden. De bestuurder heeft moeite om zijn auto op de rechter rijstrook te houden. Hij rijdt ook nog eens met wisselende snelheid, waarmee hij geen record zal vestigen op deze snelweg. Alle ingrediënten voor een bestuurder onder invloed van alcoholhoudende drank. Om een goed beeld te kunnen vormen blijven achter hem rijden. We kunnen, als de situatie dat vereist, eventueel het achteropkomende verkeer waarschuwen voor dit rijdende obstakel. Mijn collega en ik kijken elkaar aan. Hebben we hier nou echt te maken met een dronken bestuurder of speelt de wind de Kever parten. Het autootje heeft de motor achter in, de rechter rijstrook heeft wel wat rijsporen en samen met de windstoten kan dit ook het recept zijn voor dit rijgedrag. We besluiten het zekere voor het onzekere te nemen en geven de man een teken ‘Volgen Politie’. Onze bedoeling is om de auto mee te nemen naar de afrit Abcoude. Bovenaan is een ideale plek voor een controle. Mooi verlicht en veilig van de snelweg af. Als het enigszins niet nodig is dan stoppen we niet op de vluchtstrook. Vorige week is er op dit traject nog een man van de vluchtstrook afgereden. Hij had een lekke linker achterband. Zonder ons of de Wegenwacht te waarschuwen heeft hij de krik onder de auto gezet. Aan het losdraaien van de wielmoeren is hij niet toegekomen. Een vrachtauto kwam zo dicht langs dat hij onder het achterste wielstel werd gezogen. De lekke band werd hem fataal. Doorrijden was een betere optie geweest. De band was immers al aan flarden. Met een lekke band op een stalen velg kan je kilometers doorrijden als je je snelheid maar aanpast.
“Kijk nou”, roept mijn collega. Ik zie het ook in de extra achteruitkijkspiegel van de surveillanceauto. De man komt niet met ons mee de afrit af. Hij blijft recht door rijden richting Amsterdam en passeert ons via de rechter rijstrook . Mijn collega geeft gas en stuurt naar links. De Porsche gromt naar voren en we komen weer achter de Volkswagen te rijden. Het stopbordje heb ik maar uitgezet. We gaan een nieuwe gelegenheid zoeken voor een veilige stopplaats. De Keverrijder denkt daar anders over en brengt zijn voertuig abrupt tot stilstand net na de uitvoegstrook vlak voor een versmalling op de vluchtstrook. Mijn collega reageert alert en kan nog achter de Kever op de vluchtstrook tot stilstand komen. Ik spring uit de auto, want hier wil ik niet lang blijven staan. Vooral stilstaan net na een uitvoegstrook is levensgevaarlijk. Gelukkig ligt er tussen de afrit en de toerit Abcoude achter de vangrail, die de pijlers van het viaduct afschermen, een weggetje van Rijkswaterstaat. Ik dirigeer de man, die ik schat op ruim 80 jaar, naar de veilige plek. Aan de hand van zijn rijbewijs stel ik vast dat ik er niet zo heel veel naast zit. De man is 83. Naast hem zit een mooie jongedame van eind 30. ‘U valt in negatieve zin op als het gaat om uw rijstijl,” open ik het gesprek richting de bestuurder. “U heeft meer asfalt nodig dan te doen gebruikelijk is. Om uit te sluiten dat u teveel alcohol heeft gedronken mag u meewerken aan een blaastest.” Na een derde blaaspoging verschijnt er voor hem een positieve uitslag: Geen alcohol. “Ik doe het rustig aan,” zegt de oude baas, “dan breekt het lijntje niet.” Ik kijk de jongedame aan en vraag of zij ook in het bezit is van een rijbewijs. “Maar natuurlijk,” antwoordt zij verbaasd. “Lijkt het u dan niet verstandig dat u voor uw vader verder gaat rijden!” De vrouw kijkt mij boos aan. “Dit is mijn vader niet, dit is mijn man!” Na de nodige verontschuldigingen kan ik de vrouw toch overtuigen om verder te rijden. Tot de dood ons scheidt ligt dan in ieder geval iets verder in de toekomst.